Terwijl het geworstel van mijn kind even niet in mijn nek hijgt,
maar iets verder op afstand is,
achter mij,
zie ik uit mijn dakraam
een overdaad aan takken.
Wie heeft die ongekamde bruine bos krullen zo vastgelegd?
Als een reuzenkind dat een reuzenkoprol maakt
Net nu zwaaien haar licht gekrulde haren naar de hemel
Wat een overdaad aan goudstof in haar haar
Dit moet sowieso een levenslustig, speels reuzenkind zijn
En voorbij die bomenrij, dat reuzen-meiden-haar met groen-geel goud-stof
Staat een bergtop, stevig. Groen nog.
Evenwichtig aflopend naar rechts en links en een gemakkelijk begaanbare, iets versleten top.
Zoals je bij ouder gebergte ziet.
En groen dus.
En nog nooit eerder gezien.
‘Goeiemorgen’ naar mezelf. Daar wil ik wel wandelen vandaag.
Goed aankleden, in laagjes, want het waait, het is bewolkt.
Maar ik niet